DOE DE TEST!

Voedseladditieven staan onder streng toezicht

Zijn voedseladditieven – waartoe ook laagcalorische zoetstoffen behoren – wel veilig? Ja, zolang het advies van de voedselveiligheidsagentschappen wordt nageleefd. Prof. Marie-Louise Scippo, professor voedselveiligheid aan de Universiteit van Luik, legt uit hoe de voedselveiligheid van additieven verzekerd wordt.

additifs-alimentaires-haute-securite

Aspartaam, een van de meest bestudeerde stoffen ter wereld, deed in juli 2023 heel wat stof opwaaien. Het IARC, dat deel uitmaakt van de WGO, plaatste aspartaam toen namelijk op de lijst van ‘mogelijk kankerverwekkende stoffen’, waarop ook producten staan zoals aloë vera en ingemaakte groenten (pickled vegetables). In hun classificatie is dat de categorie met het laagste bewijsniveau van carcinogeniteit. Tegelijkertijd concludeerde een andere WGO-organisatie, die specifiek het risico van voedseladditieven bestudeert, dat aspartaam nog steeds als veilig wordt beschouwd in onze voeding. Hoe zijn die ogenschijnlijk tegenstrijdige conclusies mogelijk? Een goede aanleiding om even dieper in te gaan op de procedure voor de gewaarborgde voedselveiligheid van additieven. Dat doen we samen met Marie-Louise Scippo, professor aan de Universiteit van Luik.

1. Hoe is de voedselveiligheid van additieven georganiseerd in Europa?

“Europa heeft een zeer uitgebreide wetgeving over de voedselveiligheid van levensmiddelen, waaronder ook additieven”, legt prof. Scippo uit. “Bij het nemen van bepaalde beslissingen –voedingsmiddelen of additieven al dan niet toestaan, residuen van bestrijdingsmiddelen al dan niet tolereren, in welke hoeveelheid enz. – baseert de Europese Commissie zich op het onderzoek en het advies van de EFSA, de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid. Dat is zo voor alle voedseladditieven: de EFSA evalueert eerst de veiligheid en vaardigt dan wetenschappelijk advies uit. Al die EFSA-adviezen zijn openbaar te raadplegen op de website van de instantie. Vervolgens baseert de Europese Commissie zich op het advies van de EFSA om een additief al dan niet toe te staan. Als een additief niet veilig is voor de gezondheid van de consument, wordt het niet toegestaan door de Europese Commissie.”

2. Hoe wordt bepaald of een additief veilig is?

“De EFSA brengt onafhankelijke wetenschappers uit verschillende Europese landen samen, die regelmatig de chemische en biologische gevaren in de voedselketen toetsen. Zij zijn georganiseerd in panels. Zo is er ook een specifiek panel voor voedseladditieven. De experten van dat panel verzamelen voor een bepaald additief alle beschikbare gegevens over de toxiciteit, om vervolgens een aanvaardbare dagelijkse inname of ADI vast te leggen. De ADI staat voor de hoeveelheid additief die je als consument elke dag van je leven kunt innemen zonder enig risico voor je gezondheid. Het cijfer is gebaseerd op studies met proefdieren, waarbij een dosis zonder effect wordt bepaald. Die dosis wordt gedeeld door een veiligheidsfactor 100, om helemaal zeker te zijn dat er bij mensen geen effect zal zijn. De ADI wordt uitgedrukt in milligram additief per kilogram lichaamsgewicht van de consument per dag.”

“Als een additief niet veilig is voor de gezondheid van de consument, wordt het niet toegelaten door de Europese Commissie.”

3. Gebeurt het soms dat een additief eerst wordt toegestaan, maar vervolgens alsnog wordt verboden?

“Ja, dat kan gebeuren. De EFSA zal regelmatig alle toegestane voedseladditieven opnieuw evalueren om rekening te houden met de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis. Bij elke herevaluatie vaardigt de EFSA een nieuw advies uit, dat ook op de website wordt gepubliceerd. De EFSA kan bijvoorbeeld een ADI naar beneden herzien of concluderen dat het niet mogelijk is om een ADI voor de mens vast te stellen en dus de veiligheid van de stof te garanderen. In dat geval beslist de Europese Commissie om het additief te verbieden. Dat is recent bijvoorbeeld nog het geval geweest voor een kleurstof, titaandioxide of E171.”

Ik controleer mijn consumptie van zoetstoffen!

4. En hoe zit het wereldwijd?

“Op mondiaal niveau is er een speciale instantie die zich bezighoudt met de risicobeoordeling van voedseladditieven. Het gaat om een gezamenlijk comité van experten van de WGO (Wereldgezondheidsorganisatie) en de FAO (Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties), beter bekend als het JECFA. In haar evaluaties houdt de EFSA ook rekening met het onderzoekswerk van het JECFA.

5. Stoffen die door bepaalde instanties als ‘mogelijk of waarschijnlijk’ kankerverwekkend zijn geclassificeerd, worden toch toegestaan. Hoe kan dat?

“We moeten onderscheid maken tussen gevaar en risico. Met gevaar bedoelen we dat de stof een potentiële toxiciteit vertoont, ongeacht de dosis, terwijl het risico voortvloeit uit de mate van de blootstelling aan het gevaar. Wanneer er een aanvaardbare dagelijkse inname of ADI bestaat, is het risico voor de consument verwaarloosbaar zolang de blootstelling onder die ADI blijft.”

“Het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) is een instantie van de WGO die focust op kankeronderzoek met het oog op kankerpreventie. Het IARC is niet specifiek geïnteresseerd in de voedselketen, maar in alle risicofactoren voor kanker, zoals alcohol, tabak, obesitas, milieu- en beroepsgerelateerde blootstellingen enz. Een van de afdelingen van het IARC heeft onder meer als taak om chemische verbindingen van allerhande aard in te delen in verschillende groepen, of ze nu synthetisch of van natuurlijke oorsprong zijn. Groep 1 betreft de bewezen kankerverwekkende middelen voor de mens, groep 2A omvat de waarschijnlijk kankerverwekkende middelen voor de mens en groep 2B de mogelijk kankerverwekkende middelen voor de mens. Die indeling staat volledig los van de dosis waarbij het effect wordt waargenomen. Sommige stoffen kunnen in hoge doses giftig zijn, maar totaal niet giftig bij een normale blootstelling.”

“De EFSA en het JECFA maken een risicobeoordeling die betrekking heeft op de blootstelling via voeding (waar het IARC zich niet mee bezighoudt). Daarbij houden ze rekening met het onderzoek van het IARC.”

6. Wat is er onlangs gebeurd voor aspartaam?

“Enerzijds heeft het IARC aspartaam ingedeeld in groep 2B, als mogelijk kankerverwekkend voor de mens. Anderzijds heeft het JECFA net voor de derde keer de veiligheid van aspartaam opnieuw geëvalueerd en de huidige ADI van 40 mg per kg lichaamsgewicht* per dag bevestigd.”

“Het IARC en het JECFA publiceerden op 14 juli een gezamenlijk persbericht met die informatie.”

“Volgens de huidige gegevens hoeven we ons dan ook geen zorgen te maken over aspartaam, zolang die consumptie de ADI niet overschrijdt.”

(*) 40 mg aspartaam ​​per kilo lichaamsgewicht per dag komt overeen met meer dan 12 blikjes light/zero cola per dag voor een persoon van 60 kg

Ik controleer mijn consumptie van zoetstoffen!

ADI: voor een veilig gebruik

De maximale hoeveelheid van een zoetstof die dagelijks in alle veiligheid kan worden geconsumeerd, wordt aangeduid met de ADI of Aanvaardbare Dagelijkse Inname. Deze waarde varieert naargelang het type zoetstof en het lichaamsgewicht.

Lees meer

Vragen over diabetes? Is een gezond gewicht een uitdaging? Of gewoon op zoek naar inspiratie om minder suiker te consumeren?